Mijn 'korte' verhaal telt inmiddels meer dan 7000 woorden, inclusief aantekeningen voor de hoofdstukken die ik nog moet schrijven. Naar mijn gevoel zit er een redelijke opbouw in, een soort stijgende lijn, maar het is allemaal nog lang niet zo spannend als ik had gehoopt. Ik wilde eigenlijk naar het moment suprème toe steeds een beetje meer laten doorschemeren, maar je kunt nu eenmaal niet midden in een verhaal vallen zonder een en ander gaandeweg uit te leggen.
Over je hoofdpersoon, bijvoorbeeld. En over de mensen met wie hij omgaat - vooral aangezien een van hen bijzonder belangrijk is voor het verhaal. En zo begin je met beschrijven. O, nee, toch niet. Je begint met een scène die typisch is voor de personages en die alvast een beetje een idee moet geven van hoe de beide jongens (in dit geval) in elkaar steken.
'Begin je verhaal zo laat mogelijk', had ik net in het schrijfboek van Mireille Geus gelezen. Dat doe ik. En in de constructie van dit verhaal geldt dat ook voor het begin van elk hoofdstuk, of zelfs elk onderdeel daarvan. Want ik moet binnen een bepaald aantal woorden blijven, en ik wil geen hele scènes schrijven die er niet toe doen. Dus worden beginnetjes weer geschrapt, aangepast en omgebouwd.
Ik heb ervoor gekozen het verhaal te vertellen vanuit het perspectief van Jongen 1. We kijken met hem mee, en hij moet dus de duidelijkheid scheppen die de lezer nodig heeft, ook over Jongen 2. Wat betekent dat hij overal bij moet zijn als er iets gebeurt dat belangrijk is. Tenzij ik straks met herschrijven besluit er een alwetende verteller in te gooien, maar dat lijkt me voor een 'kort' verhaal gewoon niet handig.
Afgezien van het feit dat ik met hele lappen dialoog af en toe het gevoel heb dat het meer inzicht geeft in iemands psyche dan dat het de actie voortstuwt, is er ook het punt dat ik me afvraag of ik aan het vertellen of aan het laten zien ben: show, don't tell.
Doe ik het wel goed? Is dit zinnetje meer showen of tellen? Laat ik zien wat er gebeurt of vertel ik het alleen maar? Al die dingen lijken zo duidelijk als ze in schrijfboeken aan de orde komen, maar opeens zit je in het hoofd van je personage en geef je weer wat hij ziet of denkt of gelooft. Is het dan showen of tellen?
En weet je, het is nog best lastig om te schrijven terwijl je allerlei schrijfboeken raadpleegt. Jij wilt de materie kneden en in het verhaal duiken, en het schrijfboek wijst je op allerlei technieken en constructies en kunstmatige ingrepen in het leven van je personage. Dat botst soms in je hoofd, als je in elkaar zit zoals ik. Want je wilt dat alle onderdelen geheel automatisch, en in één keer, op hun plek vallen.
Jij wil achter je laptop kruipen en een compleet verhaal, netjes van begin tot eind, uit je hoofd in een document laten stromen. Als je einde tikt, is het klaar. Een beetje zoals schrijvers op tv het doen. Maar die tv moet je niet geloven. Ze laten daar ook bijna altijd vrouwen zien wier vliezen breken aan het eind van de zwangerschap, zodat ze in een plas vruchtwater heel droogjes kunnen opmerken: 'Hé, ik denk dat ik ga bevallen.' Zo werkt dat dus nauwelijks in het echte leven. Wacht vooral niet tot de vliezen breken, en bereid je goed voor op de bevalling.
Schrijven is gewoon hard werken. En net zoals je met het nakijken van een tekst vaak één keer moet doorlezen op spel- en tikfouten en een tweede keer pas kunt kijken naar de opbouw, en liefst een derde keer pas naar de inhoud, mag je van jezelf ook niet eisen (zelfs niet verwachten) dat je al die verschillende aspecten in één keer op de goede plek tovert.