Stel je voor: het is heerlijk zomers weer, ook al zitten we dik in de tweede helft van september. Je besluit een terrasje te pikken (rare uitdrukking trouwens) met een paar collega's en opeens staat er een Superleuke Jongen voor je neus. Zomaar. Zonder waarschuwing. Wat doe je dan?
Even terugspoelen. Hallo, ik ben Holly. Op dit moment ben ik weer eens hartstikke single en ik geniet samen met twee collega's van de zon op een terrasje. Het is namelijk lunchpauze en zij vroegen uit beleefdheid of ik ook meeging, en ik zei ja, omdat ik niet steeds nee kan blijven zeggen. (Je moet af en toe een beetje sociaal zijn, vooral als ze het niet meer verwachten.) Collega één heet Iris, en Iris is hartstikke niet-single. Ook al glinsteren haar ogen van bewondering als zij De Jongen ziet, zij heeft al iemand. Collega twee, Sonja, is net aan de kant gezet door haar vriend, maar daar is ze nog la-ha-hang niet overheen, dus van haar heb ik ook niets te vrezen. Flirt maar raak, zou je zeggen.
Ja… nou komt het. Ik kan niet flirten. Echt niet. Ik keek ooit eens een jongen aan met een blik waarvan ik dacht dat die zei: hé jij daar, kom eens dichterbij… En net toen ik dacht dat ik beet had omdat hij inderdaad naar me bleef kijken en vervolgens naar me toe kwam, zei hij: 'Gaat het wel goed met je? Je vertrekt je gezicht alsof je plotseling pijn hebt…' Thuis meteen geprobeerd voor de spiegel. En de jongen bleek gelijk te hebben. Mijn zogenaamd lonkende blik leek meer te communiceren dat ik net een wortelkanaalbehandeling had gehad en de verdoving langzaam uitgewerkt raakte.
Op regenachtige zaterdagochtenden heb ik vaak genoeg voor die spiegel gestaan in een vruchteloze poging er iets van te maken. Ik ben zo fotogeniek als een Picasso (als ik al op de foto moet, dan recht van voren met mijn hoofd een tikje schuin, beslist niet van links - dan zie je zo’n Marlon Brando-wang alsof de tandarts het tamponvormige watje heeft laten zitten), en als ik probeer te flirten wordt het alleen maar erger. Maar… gelukkig praat de jongen als eerste tegen míj!
'Kan ik de bestelling opnemen?'
Ja, oké, het is geen briljante openingszin en het hoort natuurlijk ook gewoon bij zijn werk, maar ik zie hem wel kijken. Hij kijkt langer naar mij dan naar de meiden links en rechts van me, al kijkt de een hem iets té verlekkerd aan en schenkt de ander hem een blik alsof hij de belichaming van het kwaad is door alleen al man te zijn.
'Ja, ik wil graag… een glas jus d'orange,' zeg ik met een verlegen glimlach. (Niet doen! Niet doen! Die zogenaamd schattige glimlach zag er ook niet uit in de spiegel!)
Hij noteert het, zet er de spa blauw van Iris en de groene thee van Sonja bij, en kijkt dan weer op. Naar mij.
'Willen jullie daar nog iets bij, misschien? Ik kan het gebak van de dag wel aanraden,' voegt hij daar aan toe.
'Gebak?' herhaalt Iris bijna minachtend. (Iris is niet dik, maar vindt vooral zelf dat ze op haar figuur moet letten en is net, voor de zoveelste keer dit jaar, aan een wonderdieet begonnen.) ‘Nee, dank je,’ weet ze er nog net met een beetje fatsoen achteraan te plakken.
‘Maar ik heb nog niet verklapt wat het gebak van de dag is…’ probeert hij met een scheve grijns.
‘Laat me raden… appel-rabarbertaart met slagroom,’ zegt Iris nors.
De Jongen kijkt verbijsterd naar haar op, maar Iris maakt een wuivend handgebaar naar het stoepbord van het restaurant. ‘Dat staat daarzo.’
Ik wéét gewoon dat ze er een uitroep als ‘domoor’ achteraan had willen gooien, maar zich inhoudt. Ze vindt hem echt leuk.
Hij draait zich half om en werpt een blik op het stoepbord. Er staat niet alleen appel-rabarbertaart met slagroom, maar daarboven staat toch echt heel duidelijk ook ‘GEBAK VAN DE DAG’. Meteen ben ik benieuwd wat hij nu gaat zeggen. Aan de twinkeling in zijn ogen te zien, is hij niet het type dat het daarbij laat.
‘Heel goed van je,’ zegt hij droogjes, terwijl hij zich weer naar ons omdraait.
Iris kan de neerbuigende hint niet echt waarderen en trekt een wenkbrauw op.
Vlug gaat hij verder: ‘Maar wat daar níét bij staat… is dat het gebak van de dag is gebakken door… yours truly.’ Met een vlugge polsbeweging gebaart hij naar zichzelf, voor hij zijn kladblokje weer in de aanslag houdt met de pen erboven.
‘Dat zou er ook niet op passen: gebak van de dag gemaakt door de jongen met die leuke kuiltjes die misschien wel jóúw bestelling komt opnemen….’ hoor ik mezelf zeggen. Vlak voor ik op mijn lip bijt en mijn wangen bijzonder warm voel worden.
De ‘domoor’ die Iris daarnet nog inslikte, komt nu op een non-verbale manier mijn kant op. Rechts naast me hoor ik Sonja een proest onderdrukken.
De Jongen kijkt me aan en de scheve grijns keert terug.
‘Is het nog geloofwaardig als ik zeg dat ik een heel bijzondere aandoening heb waarbij ik er maar iets uitflap?’ probeer ik. Ik voel mijn gezicht rare dingen doen en voor ik het weet hebben mijn mondhoeken zich omhoog gekruld. Ik lach naar hem. Verlegen, dat is de bedoeling. Dus waarschijnlijk ziet het er heel ongemakkelijk uit, en dat na die opmerking. Nee, dit gaat echt lekker.
‘Daar heb ik nog nooit van gehoord…’ zegt hij. Hij lacht. Breed. ‘Maar mijn kuiltjes zijn ook leuk, dus het is je vergeven. Misschien moet de dokter die diagnose dan toch maar herzien.’
Sonja schuift wat heen en weer op haar stoel en ze kijkt overal, behalve naar hem. ‘Neem die taart, en schiet een beetje op. We hebben officieel maar een half uur pauze en mijn thee moet nog afkoelen. En op tafel verschijnen.’
‘O, werk je… werken jullie hier in de buurt?’ vraagt hij.
‘Ja. Kantoorbaan. Hier in de buurt. Bij een…’ stamel ik.
‘Geef hem je visitekaartje en maak je bestelling af, hakkelaar, we moeten zo weer terug,’ valt Iris Sonja opeens bij.
De Jongen snapt de hint, maar zijn pen hangt nog steeds boven het kladblokje, alsof hij wil vragen: ‘En…?’
‘Taart,’ zeg ik vlug. ‘Ik bedoel, ja, ik wil graag een stuk proeven van de appel-rabarbertaart…’ Het lukt me nog net op mijn lip te bijten voor ik de zin afmaak met weer iets gênants.
Hij maakt er een notitie van, en begeleid door het onvriendelijke gestaar van Sonja en Iris’ ogen die zijn achterste niet los willen laten, loopt hij terug naar binnen om de drankjes en het stuk taart te halen.
Zodra hij weg is, kijkt Iris mij aan. ‘Ongelooflijk,’ zegt ze.
‘Wat?’
‘Dat je zoiets stoms zegt…’
‘… en hij er nog op ingaat ook!’ maakt Sonja haar gedachte af.
Voor het afrekenen bied ik aan naar binnen te lopen en voor ons allemaal te betalen, dan kunnen zij me straks op kantoor het geld wel geven. Sonja vindt het prima, en Iris kijkt me alleen maar eventjes vuil aan voor ze zegt: ‘Vergeet hem je visitekaartje niet te geven.’
Ik glimlach alleen maar en doe alsof het een goeie grap is. Ondertussen verberg ik het uitstekende hoekje van mijn kaartje wat beter achter mijn portemonnee terwijl ik hoop dat mijn wangen niet al te opvallend rood kleuren.
‘Beter een kaartje achterlaten dan dat ze weer iets idioots uitkraamt,’ zegt Sonja die haar tas al om haar schouder heeft gehangen en half uit haar stoel omhoogkomt.
‘Dus ik kan maar beter niet zeggen dat de taart heel lekker was?’ vraag ik hen, maar half plagend.
Iris slaat haar ogen naar de hemel en Sonja houdt haar hoofd schuin. ‘Jij bent hier echt niet voor gemaakt, hè?’ zegt ze.
Dit is een goed moment om naar binnen te gaan. Zodra De Jongen me ziet, loopt hij naar de kassa met een vragende blik. ‘Hoi. Ik wilde graag afrekenen. Alles bij elkaar.’
‘Wat vond je van de taart?’ vraag hij.
‘Heerlijk,’ antwoord ik eerlijk. ‘Maar dat mocht ik niet zeggen van die twee.’
Hij kijkt naar buiten en grinnikt. ‘Ik geef je het bonnetje mee, dan weten ze wat ze je verschuldigd zijn.’
Nu moet ik lachen. ‘Hoe weet je dat ik niet trakteer?’
‘Dat weet ik niet,’ zegt hij. ‘Maar ik zou het niet doen voor zo’n stelletje zuurpruimen.’ Hij overhandigt me het wisselgeld en het bonnetje. Net als ik dat in mijn portemonnee laat verdwijnen wijst hij naar mijn hand: ‘Is dat heel toevallig je visitekaartje?’
Weer voel ik dat ik begin te blozen. Zonder nog iets te zeggen overhandig ik hem het kaartje.
Hij knipoogt.
Nee, flirten is inderdaad niks voor mij.
* * *
Dit korte verhaal heeft meegedaan aan de debutantenwedstrijd van Editio.